Mijn alter-ego, broeder Bennietdikdus, een Franciskaner, in wiens hoedanigheid ik op themafeesten als "De rel in de kapel", "het onthael in de kloosterzael" en de "Stampij in de abdij" de zogenaamde pelgrims vermaakte met mijn collega broeders, broeder Johannes-Paulus en onze abt Zacharias, zou (met een licht Limburgs accent) zeggen:"Als ze er voor open staat, heb ik wel wat in te brengen. Dan kan ik daar wel een stukje van mezelf in kwijt. En dat kan ik hard maken ook. Dat staat zogezegd als een paal boven water. Om er zeker van te zijn of ze er voor open staat en mogelijk zelfs diepgang heeft komt altijd eerst de aftastende fase. Hierbij komt het zeg maar aan op het zogenaamde fingerschpietsen-gefühl. Mocht men in deze fase nattigheid voelen, dan staat het licht als het ware op groen. We zouden dan, in zeg maar fase twee, samen kunnen toewerken naar zo'n moment waarop mij iets ontglipt en haar iets te binnen schiet.
Wist u trouwens dat dat een verschil is tussen mannen en vrouwen, of, zoals ze bij ons op het semenarie zeiden, tussen broeders en zusters. Als een man iets even niet weet zegt hij doorgaans; "Ik kan er niet op komen." Terwijl een dame dan zegt:" Het schiet me niet te binnen."
Wij waren broeders van een zeldzame orde uit Simpelveld. De orde van het zoute kruis. Één van de weinige Franciscaner orden die het celibaat heeft afgezworen. Tijdelijk zaten we vanwege een verbouwing nog even in een klooster in Domburg. In een barre winter is broeder Kees nog eens van Delft naar Simplelveld geschaatst op klapschaatsen avant la lettre.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten